Wanneer komt het Congolese Kakungu-masker echt thuis? “Kakungu hoort niet in het museum. Hij is onze spirituele gids”
© collectie Tervuren/belga
Na zeventig jaar in het AfricaMuseum is het Kakungu-masker terug in Congo. Maar het blijft eigendom van België, en het is ook nog lang niet terug bij zijn gemeenschap. Het prijkt nu in het Nationaal Museum van Kinshasa. “Maar Kakungu is geen kunstobject.”
Job Van Nieuwenhove Zaterdag 19 oktober 2024
Mpungu Luwala, diep in de Congolese provincie Kwango, vlak bij de Angolese grens, ligt er roerloos bij onder een genadeloze zon. Drie vrouwen keren langzaam terug van de akkers, hun handen ruw en gehard door jaren van zwaar werk. Dag in dag uit werken ze op het land, maar hun oogst – maniok, yam, bonen – blijft hier, gevangen in het dorp. De wegen zijn onbegaanbaar, hun inspanningen voelen vergeefs. “Ik huil om mijn Kakungu-masker, dat naar België is gegaan”, zingen ze. “Oh mama, ik huil om mijn Kakungu-masker, dat ons dorp heeft verlaten.”
Na bijna zeventig jaar in de archieven van het AfricaMuseum in Tervuren prijkt het Kakungu-masker nu in het Nationaal Museum van Congo, een modern gebouw dat fel afsteekt tegen de sloppenwijken van Kinshasa – zo’n 1.200 kilometer van Mpungu Luwala. Met zijn imposante formaat en geheimzinnige raffiaharen is het het meest complete Kakungu-masker ter wereld. Maar het blijft wel eigendom van de Belgische staat, Congo krijgt het alleen in bruikleen – een kans om de geschiedenis van het masker verder te onderzoeken, en een symbolische geste van België.
“Kakungu hoort niet in het Nationaal Museum van Kinshasa”, zegt de dorpschef van Mpungu Luwala zacht maar verontwaardigd. “Kakungu is geen kunstvoorwerp. Als het masker terug in Congo is, moet het ook terug naar ons dorp.” Voor de gemeenschap, die Kakungu als een voorouder vereert, is het onbegrijpelijk dat hun spirituele gids nu achter glas staat, opgesloten in een vitrine, ver verwijderd van de plek waar hij thuishoort.
Overgangsritueel
De rit van Kinshasa naar Mpungu Luwala duurt twee dagen, met een zware jeep. Dat we überhaupt zijn mogen vertrekken, mag een klein wonder heten. Kwango, de provincie waarin Mpungu Luwala ligt, is door het escalerende conflict in het noorden van de provincie een no-gozone geworden voor journalisten. In dat noorden voeren Suku- en Yaka-milities brutale aanvallen uit op Teke-gemeenschappen.
Volgens een VN-rapport betaalden de Yaka en Suku jarenlang belastingen aan de traditionele Teke-leiders om hun land te mogen bewerken. Maar begin 2022 wilden de Teke de belastingen verhogen, wat de eerste vonk was voor het conflict. Wat begon als een lokaal meningsverschil over landrechten, is uitgegroeid tot een situatie die dicht bij een etnische zuivering komt. Minstens 300 mensen zijn gedood en zo’n 160.000 mensen op de vlucht. Hulporganisaties spreken zelfs van meer dan 3.000 doden.
De inwoners van Mpungu Luwala zijn Suku, en het conflict is in de hele provincie voelbaar. Maar omdat het Kakungu-masker zo’n belangrijk symbool is geworden in het debat over de teruggave van koloniale roofkunst, wil de Congolese regering haar stem laten horen. Na dagen van diplomatieke onderhandelingen krijgen we alsnog groen licht om naar het afgelegen dorp te reizen.
Op de nationale weg is de spanning te snijden. Overal staan geïmproviseerde wegversperringen. “Laat ons door, we zijn op missie voor het ministerie van Kunst en Cultuur”, zegt onze fixer Rigobert zelfverzekerd. Hij toont een foto van de ceremonie waarop koning Filip het Kakungu-masker aan president Félix Tshisekedi overhandigde, in juni 2022. De wachters nemen onze papieren door, maar het is duidelijk dat ze op iets anders wachten: een bijdrage voor “de koffie”, zoals ze met een knipoog zeggen. Keer op keer kopen we onze doorgang.
“Links, rechts!”, roept Rigobert terwijl we de stoffige zandwegen op draaien. De jeep ploegt door het mulle zand, zoekend naar een spoor dat ons niet doet vastlopen. Als dat toch gebeurt, stappen we uit, nemen schoppen en beginnen te graven, terwijl nieuwsgierige dorpsbewoners ons in stilte gadeslaan. Wanneer we uiteindelijk Mpungu Luwala binnenrijden, worden we begroet door een groep zingende en dansende kinderen. Witte mensen, al jaren niet meer gezien, zijn teruggekeerd.
De ontvangst in Mpungu Luwala.
De ontvangst in Mpungu Luwala. — © Adriaan De Loore
Weinigen in het dorp beseffen dat het Kakungu-masker eindelijk terug is op Congolese bodem. Op de feestelijke inhuldiging in Kinshasa ontbraken precies die Congolezen voor wie het masker zoveel meer is dan een kunstobject: de inwoners van Mpungu Luwala. Voor hen is Kakungu een spirituele gids die generaties jongens door de mukanda heeft geleid, het overgangsritueel naar volwassenheid. “Ik sloeg tijdens die ceremonies op de tamtam”, vertelt Albert Luwala Mbau Mvunzi, de dorpsoudste. Het dorp heeft zich in stilte rond ons verzameld en luistert naar zijn verhaal. “Kakungu haalde eten bij de moeders die hun zonen aan het ritueel hadden afgestaan en bracht het naar de jongens. Maar Kakungu deed nog meer. Hij verzorgde hun wonden, hij waakte over hen, tot ze sterk genoeg waren om terug te keren naar de gemeenschap.”
Bruno Lapika.
Bruno Lapika. — © Adriaan De Loore
De traditie is vandaag nog slechts een schaduw van wat ze ooit was, en dat maakt professor Bruno Lapika, antropoloog en zelf Suku, zichtbaar weemoedig. In de rustige tuin van zijn ambtswoning op de universiteitscampus in Kinshasa nipt hij aan zijn schuimwijn en glimlacht even, maar dan valt zijn stem weg. “Ik betreur het diep dat die gewoonten bijna verdwenen zijn”, zegt hij zacht. “Afrika heeft niet alleen een deel van zijn cultuur verloren, maar ook een krachtig pedagogisch instrument – de manier waarop jongeren vroeger hun plaats vonden in de gemeenschap. Als Afrika het kolonialisme, of wat sommigen cultureel imperialisme noemen, echt wil afwerpen, moet het opnieuw verbinding maken met zijn maskers. Vooral met het Kakungu-masker. Zonder dat verliezen we een deel van onszelf.”
Opgegraven resten
Het was de Belgische wetenschapper Albert Maesen die het masker in de jaren 50 voor een schamele 215 Belgische frank kocht. Maesen was op een tweejarige missie in Congo en verzamelde in totaal meer dan 30.000 voorwerpen voor het AfricaMuseum. Voor de dorpsoudste van Mpungu Luwala is de aankoop een schrijnend symbool van de onderdrukking door de Belgen. “Mijn grootvader moest het masker onder dwang afstaan. Ze namen het zonder respect, alsof het een eenvoudig souvenir was. Ze begrepen niet wat het voor ons betekende.”
Albert Luwala Mbau Mvunzi (r.), de dorpsoudste van Mpungu Luwala, rakelt herinneringen op aan Kakungu.
De pijn van die koloniale erfenis reikt verder dan Mpungu Luwala. Ook in Feshi, een naburige stad aan de oever van de Kwango-rivier, leeft de herinnering aan Kakungu voort. Leon Kaseramungana, een van de eerste bestuurders na de onafhankelijkheid, beschrijft hoe het masker ooit een centrale rol speelde in rituelen die de visvangst moesten verzekeren. Maar de komst van de Belgen veranderde alles. “De Suku werden gedwongen zich te bekeren tot het christendom en hun rituelen op te geven. Ze noemden onze gebruiken duivels. We verloren alles – onze Suku-identiteit, de belangen van onze clan. De priesters vertelden ons dat we nooit in de hemel zouden komen als we onze tradities bleven volgen.”
Leon Kaseramungana.
Kaseramungana leidt ons behoedzaam langs een overwoekerd pad naar het graf van Ferdinandus-Arthur Van de Ginste, die in de jaren 40 een koloniale ambtenaar was. Met rustige hand veegt hij de bladeren van de verweerde steen. “Ze noemden hem Waia Waia. Hij dwong ons om menselijke resten op te graven, zogezegd voor onderzoek. Wie weigerde, kreeg zweepslagen.” Het vervallen huis waar Van de Ginste ooit woonde, staat er nog altijd, een spookachtige getuige van een tijd die nog niet vergeten is. Hier, tussen de vervallen muren, vond hij zijn einde. “Hij pleegde zelfmoord in bed”, fluistert Kaseramungana. “Kogels in zijn lichaam, een wapen naast hem.”
Tot onze verbazing is in Feshi nog altijd een kopie aanwezig van de studie die Van de Ginste maakte. Augustin Muhika Liwanda, die geschiedenis studeerde aan de universiteit van Lubumbashi, wijst naar een vergeelde foto in een oud schrift waarvan de kaft bijna loslaat. “Dit zijn de schedels die jullie meenamen.”
Van de Ginste werkte destijds samen met een Belgische jezuïet, pater Lamal, die beweerde dat een specifiek bot bij de Suku zou wijzen op een hogere intelligentie. Hun onderzoek is een schrijnend voorbeeld van hoe de Belgen Afrikanen probeerden te categoriseren. Van de Ginstes verzameling van voorouderlijke resten belandde uiteindelijk in het AfricaMuseum. In de jaren 60, toen dat soort studies werd stopgezet, werd ze overgedragen aan het Natuurhistorisch Museum in Brussel.
Of de stoffelijke resten ooit naar Congo zullen terugkeren, blijft onzeker. De Belgische restitutiewet uit juli 2022, die de wettelijke basis vormt voor de teruggave van geroofde voorwerpen uit Congo, Rwanda en Burundi, heeft alleen betrekking op kunstobjecten, niet op voorouderlijke resten of archieven. Maar juist die archieven zijn in Congo een brandende kwestie. Veel van de geschiedenis van de Suku is verloren gegaan, omdat documenten naar België zijn gebracht.
Lees ook
‘Wat geroofd is, is niet van ons’
Volgens de Belgische restitutiewet wordt een object eigendom van het herkomstland zodra bewezen is dat het is geroofd of als oorlogsbuit is verworven. Het herkomstland beslist dan wat ermee gebeurt. Een gezamenlijke wetenschappelijke commissie van Belgen en Congolezen moet bepalen welke stukken voor teruggave in aanmerking komen, maar de wet zegt niets over wie de prioriteiten stelt of hoe het onderzoek gefinancierd wordt. De Belgische wet kan ook pas degelijk uitgevoerd worden zodra er een bilateraal akkoord is met Congo. Maar voorlopig is er alleen een ontwerp van overeenkomst – het proces ligt op dit moment stil. Bovendien mogen onderhandelingen alleen met de Congolese regering plaatsvinden, niet met specifieke gemeenschappen zoals de Suku.
Een ander probleem is de beperkte definitie van roofkunst: alleen voorwerpen die met geweld zijn verkregen, vallen eronder. Afpersing en smokkel blijven buiten beeld. Maar van zo’n 35.000 van de 80.000 Congolese objecten in het AfricaMuseum is de precieze herkomst onbekend. Het AfricaMuseum bezit officieel slechts 883 objecten die met geweld zijn verkregen volgens de strikte definitie van de restitutiewet. Het Kakungu-masker valt daar niet onder.
Toekomstige conservatoren
Hoezeer het kolonialisme in Congo tot identiteitsverlies heeft geleid, wordt duidelijk wanneer we in Kinshasa twee Suku-koningen ontmoeten die verwikkeld zijn in een langdurige strijd om de troon. Hun conflict begon toen de Belgen de Suku-koning afzetten en een nieuwe heerser installeerden. Hoewel de oude koning terugkeerde, bleef de breuk in de families bestaan. Nu eisen beide koningen, namens de familie van de oorspronkelijke maker van het Kakungu-masker, compensatie van België. Ze eisen een deel van de inkomsten die het AfricaMuseum gehaald zou hebben uit de tentoonstelling van het masker. Maar in werkelijkheid lag het in de archieven.
Suku-koning Fabrice Kavabioko.
Bij het AfricaMuseum wordt hun eis dus beleefd maar vastberaden afgewezen. “Het tentoonstellen van culturele objecten levert ons museum nauwelijks iets op”, legt directeur Bart Ouvry uit. Hij spreekt bedachtzaam, elke zin zorgvuldig afgewogen. “Er zouden natuurlijk inkomsten kunnen zijn als je zulke stukken op de privémarkt verkocht, maar dat is niet waar restitutie om draait. Wanneer we iets teruggeven, doen we dat omdat het thuishoort in Congo. Het is aan Congo om te bepalen wat het met die objecten doet. Het is niet aan ons om opnieuw de rol van kolonisator op te nemen.”
België presenteert de bruikleen van het Kakungu-masker als een eerste symbolische stap om het koloniale verleden onder ogen te zien. Maar voor veel Congolezen voelt die haastig en willekeurig. Placide Mumbele, voormalig directeur van het Nationaal Museum in Kinshasa en nauw betrokken bij de onderhandelingen met België over welke objecten zouden terugkeren, zucht: “We kwamen niet tot een akkoord. Zo simpel is het. In het debat over de teruggave van objecten is het altijd moeilijk om overeenstemming te bereiken over wat precies terug moet.”
Congolees president Félix Tshisekedi en koning Filip bij de overhandiging van het Kakungu-masker, op 8 juni 2022. — © belga
Met de bruikleen van Kakungu wou België aantonen dat het werk wil maken van de teruggave van roofkunst, een maand voor de restitutiewet werd goedgekeurd in het parlement. Maar in plaats van één symbolisch stuk in bruikleen te geven, had België gestolen erfgoed beter écht teruggegeven, vindt Mumbele – waarbij Congo zelf zou bepaald hebben welke objecten het terugvroeg. Hij had Filip liever 26 objecten (een voor elke provincie) zien overhandigen waarvan bewezen is dat het om roofkunst gaat. Zo is het ook bedoeld in de restitutiewet. De keuze voor het Kakungu-masker is daarentegen gemaakt door de conservator van het AfricaMuseum, Julien Volper, en vervolgens aan Congo opgelegd.
Toch opent de Belgische restitutiewet nieuwe mogelijkheden voor Congo. Op de groene campus van het kunstencentrum Beaux-Arts in Kinshasa ontmoeten we professor Joseph Ibongo, een gepassioneerde voorvechter van restitutie. Hij leidt ons door een zaal vol kunstobjecten, waar studenten geconcentreerd bezig zijn met restauraties. “Onze musea moeten klaar zijn”, zegt hij. “We moeten conservatoren opleiden en onze jongeren voorbereiden om hun erfgoed opnieuw in handen te nemen.”
Dat is ook hoe Mumbele erover denkt. “Restitutie mag niet stoppen in Kinshasa, alleen omdat we nu een mooi nationaal museum hebben. Die objecten moeten terug naar de provincies, zodat de lokale bevolking weer in contact komt met haar erfgoed.” Maar de verantwoordelijkheid, benadrukt hij, ligt bij de Congolese staat. “Wij moeten instaan voor de juiste infrastructuur, de faciliteiten om deze teruggave mogelijk te maken. Maar het is aan onze staat om dat te organiseren.”
En de Belgische restitutiewet moet verder gaan dan alleen kunstobjecten, zegt ook professor Ibongo. “Cultuurgoed, beenderen, archieven zijn een essentieel deel van onze identiteit. Ze geven ons de kans om onze geschiedenis opnieuw te schrijven.”
In Feshi kijkt Augustin Muhika Liwanda over de Kwango-rivier uit. Sinds de verzameling van Ferdinandus-Arthur Van de Ginste, waaronder de menselijke resten die hij liet opgraven, naar België is verscheept, hebben de Suku niets meer, vertelt hij. “We zijn alles kwijt. Geef ons die archieven terug, zodat we de geschiedenis van de Suku kunnen vastleggen.”
Met steun van het Fonds Pascal Decroos, 11.11.11 en Eight vzw
Bron: https://www.standaard.be/cnt/dmf20241017_94762607